Gratis week

tasmanstraat
Tasmanstraat

Woningbouwvereniging Het Westen (later opgefuseerd in De Key) bestond eind 1930 twintig jaar en De Miranda en Keppler gingen akkoord met de besteding van ƒ 4.450,- uit de reserve van deze vereniging aan een feest. Het meeste geld werd cadeau gedaan aan de huurders: ‘In de laatste week van het jaar worden alle huurders vrijgesteld van de betaling van huur over die week.’ Lees verder Gratis week

Muurnummers

huisnummers
Mercatorplein, 2015 (bron: @Baarsjes_West)

Toen ik in het Stadsarchief de brief las die de PTT op 25 september 1940 aan de Gemeentelijke Woningdienst had gestuurd, zag ik ze weer voor me: die bijna weggebleekte cijfers op oude panden. In de jaren zeventig, misschien ook nog tachtig, waren ze in heel Amsterdam nog goed leesbaar: op de muren, naast de voordeuren. In de oorlog was ’s nachts, en dus ook ’s ochtends vroeg als de postbode zijn eerste ronde liep, de stad verduisterd op bevel van de bezetter. Op verzoek van de PTT kalkte de Woningdienst in heel de stad met witte verf zo groot als mogelijk de huisnummers naast de deuren. Handig voor de postbode, handig voor alle Amsterdammers die in het donker hun huis zochten. Wie goed zoekt ziet ze op sommige muren nog staan. In de Rivierenbuurt hebben ze er een mooi aandenken van gemaakt.

Laatste archiefdag

de mirandaca35-4Na ruim twee jaar vele uren in verschillende archieven te hebben doorgebracht, ga ik ze missen. De stoffige dozen, de onleesbare krabbeltjes in de marge, de roestige afdruk van een paperclip uit 1918, het cadeautjesgevoel, steeds opnieuw wanneer je de strik van een volgende oude doos lostrekt, en vooral de mensen. Want bij archieven werken alleen maar aardige mensen.

Vandaag was ik voor het laatst bij het Nationaal Archief in Den Haag. Twee dikke dozen lagen klaar, vol met informatie over de laatste levensdagen van Monne de Miranda (hier op een foto uit ongeveer 1932, bron: Stadsarchief Amsterdam), de wethouder die verantwoordelijk was voor Asterdorp. Het werd een leerzaam slotbezoek. Lees meer hierover in Asterdorp, hoofdstuk 11.