Voor de liefhebbers: hieronder staan onverkort de aanklacht van de Algemene Amsterdamse Huurdersbond uit 1930 en enigszins ingekort het antwoord van Keppler.
“13 maart 1930.
AAN DEN RAAD DER GEMEENTE AMSTERDAM
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekenden; Joh. Van Dokkum en Mevrouw S. Scheijde, respectievelijk Voorzitter en Secretaris van den Algemeenen Amsterdamschen Huurdersbond, domicilie kiezende Bestevaerstraat 176 huis, Amsterdam, kennis genomen hebbende van verschillende wantoestanden in het Asterdorp, “Tijdelijk Tehuis voor gezinnen”, zich op het standpunt plaatsende dat de Gemeente Amsterdam met bovengenoemde stichting bedoelt in opvoedenden zin te werken en niet de menschen die voor plaatsing in aanmerking komen verder te degenereeren, wenschen gaarne het volgende onder Uwe aandacht te brengen:
De sombere indruk die het complex gebouwen van buiten maakt, omringd als het is door ’n muur bedekt met glasscherven;
Het scherpe toezicht dat de concierge gelijk een cipier op de bewoners uitoefent;
De inrichting der woningen die zoodanig is, dat ze – daar gelaten dat de ruimte voldoende geacht kan worden – de menschen door te hooge plaatsing der ramen, noodzaakt op den aanrecht te klimmen, wil men ’n stukje van de buitenlucht zien; terwijl het vocht in sommige behuizingen langs de muren druipt;
Het feit dat er ook menschen, die maatschappelijk volwaardig, doch door werkloosheid geteisterd, toch zeker niet dààrom sociaal-achterlijk kunnen genoemd worden, in het bedoelde dorp ondergebracht zijn, terwijl de kans zeer gering is, dat zij ooit weer in de vrije maatschappij zullen terugkeeren; te minder, waar zij in den regel alle werk geweigerd wordt als zij “Asterdorp” als woonplaats opgeven en zij deswege, als vormden zij ’n asyl voor melaatschen, geschuwd worden;
Alle deze omstandigheden, die gezamenlijk optredende weer oorzaak worden van verstrekkende gevolgen als o.a. moreele en geestelijke inzinking, doen ons concludeeren dat het toegepaste systeem van sociale opvoeding, door isoleering in ’n gevangeniscomplex, waar al wat leven vermooit, zelfs tuintjes met bloemen, volslagen ontbreekt, eene negatieve werking uitoefent en de betrokken menschen alszoo nog verder demoraliseert.
Wij verzoeken dan ook Uwen Raad beleefd doch dringend deze zaak ernstig onder de oogen te willen zien en zijn tevens zoo vrij U uit te noodigen tot algeheele opheffing van het ondeugdelijke systeem dat thans wordt toegepast.”
Pas op 11 september 1930 had Keppler zijn weerwoord gereed. Rijkelijk laat, het was toen niet de gewoonte dat een antwoord van de gemeente maanden op zich liet wachten. Misschien was Keppler te boos om direct een bezonnen reactie te kunnen opstellen. Na een half jaar had hij de juiste toon te pakken: “Asterdorp is sinds eenige jaren een gunstig object voor politieke propaganda van de zijde van de communistische partij. Door zijn ligging en inrichting staat het inderdaad achter bij andere normale complexen gemeentewoningen. Deze omstandigheid is niet aan het toeval toe te schrijven, doch beantwoordt aan een vooropgezet plan. Het hier toegepaste systeem moet als een proef beschouwd worden. De ervaring heeft inmiddels geleerd, dat van een vroolijke, aangename omgeving een grootere opvoedende kracht uitgaat dan van een streng en somber milieu. Daarom wordt er geen moeite gespaard om Asterdorp een vroolijker karakter dan het oorspronkelijk bedoelde te doen verkrijgen. In den voorzomer zijn er aan de binnenzijde boompjes geplant; de mogelijkheid wordt overwogen om er een tweeden ingang bij de maken om den afstand naar de stad te verkorten. Een plan ter algeheele verbetering ligt gereed, doch om dit te verwezenlijken, zal het toekennen van een afzonderlijk crediet noodig zijn. Bovendien komen er dan circa 80 woningen te vervallen. Het adres van den Algemeenen Amsterdamschen Huurdersbond geeft mij echter aanleiding Uwe aandacht er op te vestigen, dat naast eenige nadeelen, Asterdorp ook voordeelen biedt. Het beschikt b.v. over een wasch- en badhuis, clublokalen, enz., gerieven, welke in normale blokken niet aanwezig zijn en daar toch zeer gewaardeerd zouden worden. Voor het gebruik van het waschhuis met inbegrip van warm water en drooggelegenheid, wordt f.0,20 per halven dag geheven, terwijl toezicht gehouden wordt op de kleine kinderen tijdens het verrichten van de wasch. Het gebruiken van de badinrichting en van de clublokalen geschiedt geheel kosteloos.
Asterdorp gelijk te stellen met andere complexen gemeentewoningen verdient m.i. geen aanbeveling, daar de prikkel om spoedig uit deze omgeving te verdwijnen dan geheel weggenomen is.
De beschuldiging door bovengenoemden bond geuit tegen den concierge moet op een misverstand berusten. Deze persoon bewijst den bewoners allerlei diensten: onder zijn leiding wordt de gemeenschappelijke tuin door de kinderen beplant en zulks met succes; den opgeschoten jongens geeft hij in zijn vrijen tijd leiding bij het voetballen; hij is den maatschappelijken werkers des avonds behulpzaam bij het clubwerk; hij verricht kleine reparaties van allerlei aard in de woningen; tot laat in den avond stelt hij zich beschikbaar voor de bewoners, wanneer zijn hulp wordt ingeroepen. Van de zijde van de bewoners zelve hebben mij nimmer klachten over hem bereikt.
De klacht, dat de ramen te hoog aangebracht zouden zijn, is misleidend. De woningen toch bestaan uit, naast een aantal slaapkamers, een huiskamer-keuken, voorzien aan de voorkant van een raam van normale afmetingen op de gebruikelijke hoogte aangebracht en aan den achterkant, boven het aanrecht, van een kleiner raam, hetwelk uiteraard hooger is aangebracht. De hoogte, waarop het geplaatst is, is echter van dien aard, dat de boodschappen van den buitenkant af langs dit raam door de leveranciers overhandigd worden. De klacht over vocht is gegrond. Dit euvel wordt echter zooveel mogelijk bestreden. Vochtige woningen komen in alle stadskwartieren en bij woningen voor iederen stand voor.
Dat er in Asterdorp gezinnen geplaatst zouden zijn, welke er niet thuis hooren, moet ik ten sterkste ontkennen. Voordat een gezin geplaatst wordt, is het minstens tweemaal bezocht; in eerste instantie door den ambtenaar van de afdeeling Woningexploitatie, belast met huisbezoek, en daarna door den ambtenaar of de ambtenaresse van Asterdorp of Zeeburgerdorp. Wanneer het een dubieus geval is, dan wordt het gezin na eenigen tijd opnieuw bezocht.
De bewering ‘dat de kans zeer gering is, dat gezinnen van Asterdorp ooit weer in de vrije maatschappij zullen terugkeeren’ is, zooals U bekend mag zijn, geheel bezijden de waarheid. Van het begin der exploitatie af (dat is Januari 1927) zijn er tot op 31 Dec. 1929 27 gezinnen uit Asterdorp naar een normale gemeentewoning overgeplaatst. Thans zijn er 20 op de lijst om overgeplaatst te worden zoodra de eerste woningen van het 1550-woningenplan voltooid zullen zijn. Voorts zijn er 67 gezinnen op eigen initiatief in de ‘vrije maatschappij’ teruggekeerd, zonder dat iemand het hun belet heeft.
Een sterk wapen tegen het Asterdorp meent de Algemeene Amsterdamsche Huurdersbond gevonden te hebben in het argument, dat deze bewoners onmogelijk werk kunnen vinden op grond van het feit, dat zij in Asterdorp gehuisvest zijn. Hiertegen moet ik eenige bedenkingen naar voren brengen. Het grootste gedeelte der bewoners van Asterdorp bestaat uit steuntrekkenden, venters en ongeschoolde arbeiders, waarvan een groot percentage met een geestelijk defect behept is. Zij, die geestelijk niet abnormaal zijn en geregeld gewerkt hebben, voordat zij in Asterdorp geplaatst werden, zijn in hun vroegere betrekking gehandhaafd. Voorbeelden daarvan zijn: Laffra, Feijlbrief, Bijdemast, Besters, Betlem, Van der Vegt, Hendriks, enz. De Draad- en Kabelfabriek is, voor zoover het bruikbare krachten betreft, bereid aan Asterdorpers werk te verschaffen. Er is in Asterdorp echter een maatschappelijk residu, dat, waar het ook zal wonen, steeds door werkgevers bij normale werkkrachten achtergesteld zal worden.
Tegen de verklaring, dat het toegepaste systeem negatieve resultaten zou opleveren, meen ik eveneens te moeten protesteeren. Immers, de overgeplaatste gezinnen geven geen aanleiding tot klachten en onderscheiden zich in het algemeen niet van normale bewoners. De gezinnen, welke uit eigen beweging het Asterdorp verlaten hebben en zoo nu en dan nog door mijn ambtenaren bezocht worden, zijn, wat bewoning betreft, vooruitgegaan. Bij de groep van gezinnen, welke, in verband met het feit, dat zij niet gekomen zijn, opnieuw bezocht worden, valt een grote verbetering te constateeren, zoodat het grootste gedeelte van de lijst afgevoerd kan worden. Hieruit mag geconcludeerd worden, dat het systeem zelfs preventief werkt.
Ten slotte zou ik deze vraag willen stellen: Is het den Algemeenen Amsterdamschen Huurdersbond bekend, dat de bevolking van Asterdorp voor een groot deel bestaat uit wanbetalers en dat de ontevreden elementen juist uit deze categorie gerecruteerd worden?
Is het U bekend, dat de Algemeenen Amsterdamschen Huurdersbond in zijn orgaan van 1 Augustus 1930 de bewoners van Asterdorp animeert tot een algemeene huurstaking?
Het is misschien niet overbodig te Uwer kennis te brengen, dat er sinds een half jaar een zeer goede stemming in Asterdorp heerscht en dat er van onlusten of ontevredenheid geen sprake is.
Het schrijven van den Algemeenen Amsterdamschen Huurdersbond aan den Raad komt mij dan ook onbegrijpelijk voor.
De directeur van den Gemeentenlijken Woningdienst”