De vertrokken familie Broos mag komen

Meneer en mevrouw Broos moesten april 1937 hun woonschip verlaten. Waarom weet ik niet, vermoedelijk omdat het een wrak was. In ieder geval waren ze als woonschipbewoners per definitie asociaal in de ogen van de Woningdienst. Om die reden wilde de gemeente het gezin Broos met zes kinderen huisvesten op de Blauwe Distelweg 40 (zo heette Asterdorp toen: complex Blauwe Distelweg. In hoofdstuk 7, ‘Het verlies van De Miranda’, staat het verhaal van deze naamswijziging). Voor die verhuizing was de goedkeuring van het ministerie nodig, het betrof immers een sociale huurwoning waar subsidie mee gemoeid was. Hoe zag zo’n goedkeuringstraject er uit? We volgen het dossier Broos, eentje van een hele grote stapel.
voorwaarden voorplaatsingHierboven staan de criteria die golden voor krotbewoners die een nieuwe huurwoning kregen aangeboden. Het draaide vooral om de laatste alinea waarbij het ministerie vond dat er van ‘geringe maatschappelijke welstand’ sprake was als een gezin hooguit zes keer de huur verdiende. Scheefwonen – hoofdzonde nummer 1 – moest voorkomen worden. De Woningdienst verzamelde informatie over het inkomen van alle gezinsleden (dat leverde in dit geval niet veel op) en vulde het formulier in.

formulieren Broos-1

Dat de familie Broos Asterdorp al verlaten had voordat het formulier was ingevuld, was een aantekening op het formulier waard. Om de administratie kloppend te houden diende dit papier nog wel zijn eigen route af te leggen. De directeur van de Woningdienst stuurde het naar de wethouder….

formulieren Broos-2

… die het met onderstaand briefje weer doorzond naar de minister.

formulieren Broos-3

De laatste stap: de minister had geen bezwaar tegen de plaatsing van de vertrokken familie Broos.

formulieren Broos-4

Geef een antwoord