‘Mister Amsterdam’

mijksenaar
Mr. P.J. Mijksenaar (rond 1960)

Zo werd hij door zijn Amerikaanse vrienden genoemd. Na de oorlog presenteerde mr. P.J. (Pieter) Mijksenaar (hoofd van de afdeling Pers, Propaganda en Vreemdelingenverkeer) Amsterdam wereldwijd als een moderne en aantrekkelijke stad. Hij was bescheiden en aimabel, sympathiek en populair. Geen vijand te bekennen. Bij zijn pensionering in 1966 pakte Amsterdam flink uit: met een Rolls Royce werd hij naar het RAI-Congrescentrum gereden waar 1500 mensen zijn afscheid bijwoonden. Guus Oster trad op, Opland had een speciale tekening voor hem gemaakt, Alexander Pola had een tekst geschreven, toutes Amsterdam zwaaide mister Amsterdam uit. Jaren later werd in het stadhuis een zaal naar hem genoemd.

Zijn ambtelijke carrière was begonnen in 1936. De toen 35-jarige ex-journalist en reclameman organiseerde onder verantwoordelijkheid van De Miranda de aanpak van de werkloosheid. Dat deed ie goed. Zijn organisatorisch talent en diplomatieke gaven vielen op. Al in het eerste oorlogsjaar lag er een nieuwe taaie klus op zijn bord: de huisvestingsproblemen oplossen waar de stad door de bezetting mee te kampen kreeg. Ruim elfduizend Duitse soldaten moesten een plek krijgen. Hotels werden gevorderd, scholen en pensions. Ook werden soldaten ondergebracht bij particulieren die lege kamers hadden. Naarmate de bezetting vorderde werd zijn taak steeds ingewikkelder. De bewoners uit de kuststrook werden geëvacueerd en die mensen zochten voor een deel hun heil in Amsterdam. Tegelijk werden duizenden Joden uit andere plaatsen verplicht om te verhuizen naar de hoofdstad. Waar moesten al die mensen wonen? Voor de oorlog was de stad al barstensvol met 800 duizend inwoners. Mijksenaar en zijn Centraal Bureau voor Huisvesting deden wat ze konden, zochten links en rechts naar passende oplossingen en lege kamers. Toen de Duitsers in de loop van 1942 en begin 1943 alle Joodse gezinnen dwongen om in de getto’s te gaan wonen was Mijksenaar wederom de man die dat moest regelen.

En daar – ergens in dat proces – bleken er twee Mijksenaren te bestaan. Eentje die zich, na werktijd, inspande om enkele Joodse bekenden te helpen met onderduiken. En eentje die er overdag voor zorgde dat de concentratie van Joden in de getto’s zo efficiënt mogelijk verliep. Mijksenaar was namelijk niet in staat zijn werk niet goed te doen; hij hield van het oplossen van puzzels. Toen de verhuizing van Joodse gezinnen naar de getto’s vertraging opliep omdat verhuisfirma’s dwars gingen liggen, kon hij dat niet over zijn kant laten gaan. Hij verzon een slimmere, snellere manier van declareren door de roofbank Lippmann & Rosenthal (LiRo) eerder in te schakelen. Op 20 oktober 1942 schreef hij over dit vraagstuk aan de LiRo-bank: ‘Het zou inderdaad van waarde zijn, indien hier een oplossing werd gevonden, daar verschillende verhuisfirma’s min of meer weigerachtig worden om verhuisopdrachten van Joodsche families te aanvaarden, hetgeen moeilijkheden berokkent bij de uitvoering van ontruimingsopdrachten, door de Duitsche weermacht aan mijn bureau verstrekt.’

Na de oorlog was de Mijksenaar die moeilijkheden bij de concentratie van Joden had voorkomen, van het toneel verdwenen. Ruim baan nu voor de Mijksenaar die Joden had geholpen. En die, zo stond het in een gemeentelijk persbericht ter ere van zijn 50e verjaardag in 1951: ‘door zijn tactvol optreden tijdens de bezettingsjaren veel voor de Amsterdammers ten goede heeft gedaan.’

Bron: Stadsarchief Amsterdam, inventaris 5228, nummer 54 en inventaris 30579, nummer 1234. Kijk voor de exacte tekst over Mijksenaar zoals deze in de  dissertatie ‘Asterdorp’ staat, naar de noten en blader naar pagina 187.

Laat een reactie achter