Het salaris van de corporatiebestuurder

Reliëf P.L. Takstraat

Weinig nieuws onder de zon: ook in de jaren dertig probeerden bestuurders van corporaties zichzelf buitensporig te belonen. Alleen staken rijksambtenaren daar een stokje voor. Dat kon toen nog. In het kort is dit het verhaal van de penningmeester van woningstichting De Dageraad, destijds een mini-corporatie met 550 woningen in beheer.

Drieduizend gulden (nu: 28 duizend euro) salaris had de vrijwilliger/penningmeester zichzelf toebedacht in 1935. Nadat Keppler intern had gemopperd over deze destijds forse honorering van een corporatiebestuurder, had De Miranda besloten er geen zaak van te maken. Wellicht omdat hij het in die tijd per definitie niet eens wilde zijn met Keppler. Maar dan was er altijd nog een wakkere rijksambtenaar: ‘Deze vergoeding komt mij hoog voor. Gaarne zal ik hieromtrent de meening van Uw College vernemen.’ B&W legden het ministerie daarna uit dat er sprake was van een misverstand. Het moest 2500 gulden zijn, niet 3000. Hoofdambtenaar Van der Drift van de Afdeling Volkshuisvesting van het ministerie van Sociale Zaken vond dat geen antwoord op de vraag. Bovendien vond hij 2500 gulden ook nog te veel. Dat was precies wat Keppler eerder had geschreven aan De Miranda en dat peperde hij zijn wethouder nog eens in met een intern memo: ‘Ik achtte het aantal woningen te gering om een bezoldigd bestuurder aan te stellen. Verzoeken van het bestuur om die aanstelling goed te keuren, heb ik toen afgewezen. Burgemeester en Wethouders hebben evenwel mijn standpunt niet overgenomen.’ Het College van B&W stuurde uit arren moede nog maar een keer dezelfde boodschap naar Den Haag: ‘Uw meening, dat ook dit salaris te hoog zoude zijn, kunnen wij voorshands niet deelen.’ De brieven heen en weer werden korter en korzeliger en steeds herhaalden beide partijen hun mening. Op het ministerie werden intussen wel steeds hogere ambtenaren ingezet om de brieven te ondertekenen. Een klassieke escalatie, een vormwapen dat vandaag de dag nog steeds wordt ingezet op ministeries. Het stempel van Het hoofd van de afdeeling Volkshuisvesting heeft uiteindelijk plaats gemaakt voor de handtekening van A.L. Scholtens, de secretaris-generaal die namens de minister van Sociale Zaken mocht ondertekenen. De laatste brief uit Den Haag was de kortste: ‘Uw College geeft te kennen, dat naar Uw meening een salaris van f 2500.- per jaar niet te hoog is. Ik zou het waardeeren de motieven te vernemen waarop deze meening berust.’ Op 2 juli 1937 gaf De Miranda toe: hij schreef de minister dat hij De Dageraad op zou dragen nog eens 250 gulden te zakken. Daarmee was de kous eindelijk af.

(Bron: Stadsarchief Amsterdam, 5187-2997, dossier 866A. De briefwisseling beslaat de periode 15 november 1936 tot 2 juli 1937)

 

Laat een reactie achter