
Woningbouwvereniging Het Westen (later opgefuseerd in De Key) bestond eind 1930 twintig jaar en De Miranda en Keppler gingen akkoord met de besteding van ƒ 4.450,- uit de reserve van deze vereniging aan een feest. Het meeste geld werd cadeau gedaan aan de huurders: ‘In de laatste week van het jaar worden alle huurders vrijgesteld van de betaling van huur over die week.’
Dat zullen mijn grootouders op prijs hebben gesteld. Zij huurden op dat moment een woning van Het Westen, aan de Tasmanstraat 81” om precies te zijn. Dat mijn grootvader als losse timmerman – in de crisisjaren geregeld zonder werk – een woning had mogen huren bij deze keurige vereniging, was eigenlijk al bijzonder. Het waren namelijk de betere woningen voor de betere arbeiders, beheerd door een twintigtal gegoede families uit Bentveld en Aerdenhout. Omdat mijn grootvader in 1915 had meegebouwd aan dit fraaie rijtje corporatiewoningen in de Spaarndammerbuurt (van architect Walenkamp), kreeg hij dat jaar een woning aangeboden. Een halve om te beginnen, op 17”’-achter. Dat klinkt minderwaardig maar dat waren die woningen niet: het waren ruime moderne driekamerwoningen met stromend water en een wc. Deze halve woningen heetten toen ‘back-to-back-woningen’. Dat Engels wijst erop dat ze bij de tijd waren. Het binnenterrein tussen de Tasmanstraat en de Nova Zemblastraat was zo uitgestrekt dat er op de koppen ruimte was voor diepe woningen met in het midden een binnenplaats. Mijn grootouders met hun negen kinderen (twee jongens in de ene slaapkamer, zeven meiden minus de kleinste, die aan het voeteneind van de ouders in de woonkamer sliep, in de andere slaapkamer) gaven geen problemen bij Het Westen. In 1929 verhuisden ze naar een volledige etage op 81. Met een week gratis huur dus. Iets anders is dat mijn moeder en haar zussen op hun oude dag niet konden reconstrueren hóé ze met allen in één kamertje sliepen. En ook niet hoe hun moeder het huishouden runde. En waar de piano stond.